De Vrolijke       Pelgrim

home      films      foto’s     tekeningen      verhalen      links      contact

 Vandaag steken we de grens over van Aragón naar Navarra. Uren lang lopen we over smalle karresporen en met keien bezaaide tredpaadjes zonder ook maar iemand tegen te komen. Het zo tot de verbeelding sprekende verleden van de streek ligt de hele dag onder mijn voeten, maar ik zie het niet, in beslag genomen door mijzelf en de vermoeidheid van het wandelen. Toch speelden deze twee voormalige koninkrijken een belangrijke rol in de geschiedenis van de bedevaarten naar Santiago de Compostela. Koning Sancho III el Mayor de Navarra  (1005-1035) zette hier iets in gang waar wij wandelaars zoveel eeuwen later nog steeds de vruchten van plukken. Als onderdeel van de strijd tegen de moren vond hij de tocht naar het graf van de heilige Jacobus van symbolische waarde. In dit lege, onherbergzame land liet hij wegen aanleggen, bruggen bouwen en stichtte hij kloosters en pelgrimshuizen.  

 Loop ik hier werkelijk in het voetspoor van mijn middeleeuwse voorgangers? Mijn fantasie schiet tekort. Hun eindpúnt was gelijk aan dat van mij: Santiago, maar hun einddóel allerminst. Voor hen de inlossing van een belofte, de verering van de heilige Jacobus, het verkrijgen of kopen van aflaat, en voor mij… Tsja, wat eigenlijk? Wat we misschien delen – maar dan in het negatieve - is de waarschuwing van Desiderius Erasmus in een brief uit 1521: ‘Ik heb geen goed woord over voor de mannen die zich naar de Heilige Jacobus of Jeruzalem reppen waar ze niets hebben te zoeken, terwijl hun vrouw en kinderen, wier leven en kuisheid zij behoren te behoeden, thuiszitten.’ Die zit.

 De hedendaagse pelgrim moet zich vastklampen aan die sleets geworden dooddoener: ‘Het gaat niet om de bestemming, maar om de reis ernaartoe.’ Dat mag zo zijn, maar daarom hoef ik mij toch niet wekenlang de blaren op mijn voeten te lopen? De middeleeuwse wandelaar kon zich gesterkt voelen door een religieuze illusie aan de horizon, maar wat als die illusie is verdampt? Misschien moet ik het maar doen met de melancholieke woorden van Nescio in Titaantjes: ‘Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mens is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.’

Aan het eind van de dag kwamen we aan in het oude pelgrimsstadje Sangüesa. De refugio bleek gevestigd in het eeuwenoude onderkomen van de Hijas de la Caridad  (Zusters van Liefdadigheid), bheerd doeor nonnen, die zelf om de hoek in een bejaardenhuis wonen. We aten wat, we dronken wat en liepen in het late avondlicht door de verlaten straten naar de Santa Maria la Real, een elfde-eeuwse kerk met een prachtig gebeeldhouwd portaal waar alles in evenwicht is: links de hemel en rechts hel.

Terug in de refugio keek de non van dienst verwijtend naar mijn wasgoed dat aan een vliegertouwtje te drogen hing en druppel voor druppel een plasje water vormde op de vloer van de slaapzaal. Ze ging mij voor naar de wasruimte, met genoeg waslijnen voor een heel weeshuis en gaf mij met een vriendelijk lachje een stel gloednieuwe wasknijpers. Even later hing mijn was strak aan de lijn en zo viel alles toch nog op zijn plaats. Mijn doel voor vandaag was bereikt.  

                             


De waslijn