De Vrolijke       Pelgrim

home      films      foto’s     tekeningen      verhalen      links      contact

                                                                             

De glasheiligen

In het midden van het fraaie stadje Santa Domingo de la Calzada ligt de pelgrimsherberg van de Cofradía del Santo. Ervaring kan de beheerders van de herberg niet ontzegd worden. Al sinds 1106 vinden pelgrims hier een tijdelijk onderdak. Wij kwamen echter niet voor een slaapplaats maar voor een stempeltje in onze pelgrimspas. Die pas geeft toegang tot de goedkope overnachtingen voor caminogangers. Bovendien is de pas aan het eind van de tocht in Santiago de Compostela het bewijs dat je inderdaad het vereiste aantal kilometers (minimaal 100) hebt gelopen. Dat levert dan weer een getuigschrift op. Een wat curieus gebeuren, dat echter in al zijn kinderlijkheid toch een zekere aantrekkingskracht heeft.

 Achter het glas van een loket in de hal van de herberg zat een non in een zwart habijt met een streng middeleeuws gezicht. Woorden waren overbodig na het tonen van mijn pas. De non hief haar stempel op, klaar om toe te slaan. Toen ik haar echter de pas door de open zijkant van het hokje aan wilde reiken, schudde zij misprijzend haar hoofd en wees naar een in het glas uitgespaarde gleuf. Dáár moest die pas doorheen en anders niet. Ik begon te vermoeden dat menige pelgrim op deze manier terecht was gewezen. Toeval of niet, het was de tweede keer die dag dat ik door een barrière van glas werd gestuit.

Dat zat zo. We waren die dag laat aangekomen en omdat mijn dochter inmiddels te lijden had onder een flinke verzameling blaren onder beide voeten, hadden we dit keer voor wat meer comfort gekozen. Geen stapelbed op een overvolle zaal, maar een eigen kamer met goede bedden. We meldden ons bij de Hospedería Teresita aan de Calle Pinar, een vier verdiepingen hoog gebouw, bewoond door cisterciënzer nonnen. Ervoor stond een groot beeld van de naamgeefster van de Hospedería, Santa Teresita, een in de negentiende eeuw heilig verklaarde vrouw.      

 In de hal, die zijn allure aan een ver verleden ontleende, meldden wij ons bij een achter glas opgesloten non. Door kleine gaten in de ruit konden we enigszins met elkaar praten. Ze stopte abrupt met het invullen van onze persoonsgegevens toen ik haar duidelijk maakte dat we graag twee nachten in plaats van één nacht wilden blijven. Haar gezicht betrok. Ze pakte de telefoon, legde haar pen neer en zweeg. Al snel kwamen drie nonnen toegesneld, die opgewonden met de receptioniste in gesprek gingen. De oudste van de drie, met het zuinigste gezicht, had uiteindelijk het laatste woord, met de vinger tikkend op iets wat mogelijk een reglement was. Als ambtenaar voel je zoiets haarfijn aan. Voor de nonnen was de knoop doorgehakt, maar al kregen wij dan een mooie kamer op de derde verdieping, we bleven in onzekerheid of we er nog een tweede dag mochten blijven.   

 De volgende ochtend telde mijn dochter nogmaals haar blaren, waarop we besloten er een toeristisch dagje van te maken. Een bezoek aan de eeuwenoude kathedraal mocht niet ontbreken, al was het alleen maar omdat zich daar een hok met een haan zou bevinden. Het verhaal ging dat een pelgrimage voorspoedig zou verlopen als de haan tijdens het bezoek één maal zou kraaien. En zowaar, hoog tegen de muur en omgeven door gebeeldhouwde eikenhouten ornamenten bevond zich een hok met een haan. Niet door glas van ons gescheiden maar door kippengaas. Of hij zijn oog op ons heeft laten vallen weet ik niet, maar zeker is dat hij al gauw na onze binnenkomst veelvuldig en luidkeels begon te kraaien. Hij hield maar niet op. Tegen zoveel voorspelde voorspoed waren wij niet opgewassen, zoals de volgende dagen zou blijken.