De Vrolijke       Pelgrim

home      films      foto’s     tekeningen      verhalen      links      contact

                                                                                                 

De regels van het spel

Zag ik het goed, of begon het asfalt van de hoofdstraat inderdaad te smelten? De eerste etappe na Logroño bracht ons na een wandeling door de van hitte zinderende wijngaarden van de Rioja naar Navarrete. De huizen en de kerk van het dorp hadden zich elegant geschikt naar het oker en wijnrood van het omringende landschap. Maar dat zagen we amper meer. Schaduw, water en een bed, daar ging het nu om. Dat alles was te realiseren als het klopte wat in onze wandelgids stond: de Albergue de Peregrinos lag aan de Calle San Juan en de sleutel zou verkrijgbaar zijn bij bar Los Arcos ernaast.

 Eindelijk zouden we dan kennismaken met het instituut waarvan de roem tot in Nederland was vooruitgesneld. Langs de Spaanse pelgrimsroutes is door gemeenten en kerken een netwerk opgebouwd van goedkope ‘refugio’s’ of ‘albergues’. Meestal wordt alleen een kleine bijdrage gevraagd waarvoor je een bed krijgt toegewezen op een soms kleine, soms grote slaapzaal.  

Het ophalen van de sleutel was niet nodig, de deur van de albergue stond gastvrij open. Nauwelijks was ik over de drempel of er schalden kreten van  opwinding door het lokaal. Manolo, zoals de beheerder bleek te heten, was nogal geschrokken bij het zien van mijn door de zon rood verbrande gezicht. Hij duwde mij op een stoel, zette een karaf ijskoud water voor mij neer en kwam even later aanhollen met twee parten van een enorme meloen. Ik voelde mij als op een afdeling voor spoedeisende hulp met dwangverpleging. Lief was het wel.

 Onze slaapzaal voor tien personen, mannen en vrouwen door elkaar, bestond uit vijf nieuwe stapelbedden. Gestaag kloste de ene na de andere wandelaar binnen. Het deed mij goed dat die er ook niet helemaal meer fris uitzagen. De begroetingen varieerden van kortaf tot uitbundig. Dat laatste tussen wandelaars die elkaar al kenden. Voor het eerst drong tot mij door dat je op de camino deel uitmaakt van een tijdelijke, maar tamelijk hechte internationale wandelgemeenschap. Er is geen ontkomen aan: bewandel je hetzelfde traject, dan loop je elkaar vroeg of laat tegen het lijf, is het niet onderweg dan toch zeker in de vaak kleine plaatsen van aankomst.  

 Zonder dat we er erg in hadden, werden we die dag ingewijd in de ongeschreven regels van de refugio’s. Je hebt een slaapzak bij je, je laat alles schoon achter en je maakt geen lawaai. Een opmerkelijke regel voor de nieuwkomer is de volgende. Strikt om tien uur ’s avonds gaat het licht op de slaapzaal uit, en er komt dan ook niemand meer binnen. Dat vereist een zorgvuldige planning van de avondmaaltijd omdat de meeste restaurants in Spanje pas na acht uur opengaan. Een wekker is niet nodig. Nog voor de zon is opgegaan klinkt een niet te negeren geluid: de rugzakken worden gepakt, deuren van toiletten en wasgelegenheden slaan open en dicht en in het halfdonker zie je even later bedremmeld dat je één van de weinigen bent die nog niet op pad is gegaan.  

 In de ochtendschemering beklommen we nog even het heuveltje achter de Iglesia Santa Maria de la Asunción, die naar het hoogste punt van het dorp voerde. Het was er fris en doodstil. Een blauwe waas verhulde het landschap in de richting van waaruit we waren gekomen. De weg die we moesten gaan begon voorzichtig op te lichten. Er was nog geen wandelaar te zien.