De schilders van de flecha amarilla
Vergeleken bij het explosief toenemende aantal wegwijzers op de Nederlandse wandel-
De pijlenschilders zelf blijven bescheiden buiten beeld. Toch moeten het er honderden zijn. In Spanje zijn er op dit moment al twintig gemarkeerde camino’s. Bij elkaar opgeteld zijn dat duizenden kilometers die met de gele pijlen moeten worden bewegwijzerd. Om er twee te noemen: de Camino Francés telt van de Pyreneeën tot Santiago de Compostela zo’n 800 kilometer; de Via de la Plata is van Sevilla naar Compostela nog langer: duizend kilometer.
De schilders van de gele pijlen, maken er onbewust een soort psychologisch zelfportret van. Er zijn woeste, temperamentvolle, uit de losse pols geschilderde pijlen, maar ook ingetogen, nauwkeurige pijlen, waar een Spaanse Pietje precies achter moet zitten. Juist deze schijnbaar amateuristische aanpak maakt de pijlen zo sympathiek, en dat past precies bij het karakter van een camino. Die straalt in alles menselijk maat uit, een wereld die nog niet tot in detail is voorgeprogrammeerd. Wie een camino wandelt, stapt voor zo lang de tocht duurt een andere wereld binnen.
Is er dan niemand geweest die op de gedachte is gekomen een andere kleur dan geel te gebruiken? Toch wel. Wie op de Via de la Plata aankomt bij de Puerta de Cáparra heeft maar twee mogelijkheden: in de buitenlucht overnachten onder de Romeinse poort, of overnachten in het ver van de route gelegen Hostal Asturias. Om weer op de route terecht te komen heeft de hoteleigenaar voor de wandelaars een zes kilometer lange route uitgezet met flechas blu (blauwe pijlen) zoals hij iedereen bij aankomst trots verteld. Eerst zien en dan geloven dacht ik bij vertrek. Maar zowaar, na een serie zorgvuldig geplaatste blauwe pijlen, zag ik weer de zo vertrouwde gele pijl. Een klungelig, klein geschilderd ding was het, maar juist dat maakte mijn dag al helemaal goed.