Locos, locos
Op de tweede dag kwam de regen, toch nog onverwacht, ergens halverwege de tocht van Guillena naar Castilblanco de los Arroyo. Een tropische regenbui leek het. Ik propte mijn camera en niet opvouwbare gloednieuwe hoed in mijn rugzak, trok mijn regenkleding aan en wachtte op het onvermijdelijke. Onder de lage kurkeiken was de beschutting minimaal, het pad veranderde binnen een paar minuten in een snel stromend beekje, in de verte klonk onweer.
We besloten maar verder te lopen, schuilen had geen zin. Na een uur haalden we doorweekt en zompend door de modder, de achterhoede in van de Spaanse schoolklas, die ons vanmorgen nog zo opgewekt was voorbijgelopen. Zes meisjes, sweet little sixteen, zaten met doorweekte haren, zwart uitgelopen oogschaduw onder een struik. Ook zonder woorden was hun boodschap overduidelijk: 'Wij verzetten vandaag geen stap meer' en 'wij vinden dit níet leuk'. De berustende, liefdevolle blik van hun begeleidende docent, die als een herder bij zijn kudde schapen stond te wachten 'tot het weer ging' staat nog scherp op mijn netvlies.
Twee uur later hing de complete inhoud van mijn rugzak te dampen op de centrale verwarming van hotel Castilblanco. Aan een door de kamer gespannen vliegertouwtje hingen mijn paspoort en een paar briefjes van 20 euro te drogen, want het water was zelfs tot de geldbuidel op mijn borst doorgedrongen. We dineerden die avond met een prestatiegericht Duits stel. Met hun 'vierzig kilometer ist zuviel, zwanzig kilometer ist zu wenig', stelden ze parmantig de Gouden Standaard voor pelgrims vast.
De volgende ochtend regende het nog steeds, en hard, heel hard. Het landschap was verborgen in een grijze mist. We besloten die dag niet te wandelen, de voorspelling was 100% regen en onweer. Vanaf onze ontbijttafel zagen we onze Duitse vrienden, met wapperende poncho's verdwijnen in de in nevel voor alweer een twintig kilometer-