De Vrolijke       Pelgrim

home      films      foto’s     tekeningen      verhalen      links      contact

  Nada pasa

Daar waren we dan, mijn dochter en ik, uitgewoond na een lange treinreis. Vanuit de verblindende middagzon liepen we het duistere portaal in van Hostal Sebastián, gelegen in de Calle San Juan (nr. 21) te Logroño. Een uitbundig getatoeëerde man, type betonvlechter, deed open. Hij zag er niet vrolijk uit en begeleidde ons zwijgzaam bij de klim naar de vierde etage, tastend door donkere smalle gangen met krakende vloeren. Een sleutel had onze kamer niet, maar dat was geen reden tot zorg zei de baas: ‘Nada pasa’. Een deur zonder slot en toch gevangen, zo voelde ik mij in het benepen kamertje met twee zwaar beproefde bedden en een oude stoel waarop we maar niet zijn gaan zitten. Hostal Sebastián was de eerste van een lange reeks vaak curieuze overnachtingen tijdens onze allereerste camino in de hete Spaanse zomer van 2001. Ons plan was te beginnen in Logroño, te wandelen in de richting van Burgos en daarna zouden we wel verder zien.

 Toen we aan het begin van de avond het Hostal uitkwamen om te gaan eten, begon Logroño, stad van ruim 130.000 inwoners aan de Ebro, net een beetje tot leven te komen. Ver hoefden we niet te lopen. Ernaast lag een kleine bar waar al wat bejaarde mannen zaten te eten, een vertrouwd ritueel in een land waar alleenstaande mannen het vertikken voor zichzelf te koken. De meesten zaten met een schuin oog te kijken naar een rechtstreekse uitzending van een stierengevecht op een tv die hoog aan het plafond hing. We werden bediend door een naar Nederlandse begrippen iets te bejaarde man, die de twee soorten menu’s voorlas vanaf een blocnootje. Ik merkte dat de thuis gevolgde taalcursus hier niet op had gerekend. Maar met strelende handgebaren langs zijn wangen maakte de opa duidelijk dat hij zelf alle vertrouwen in het aangebodene had. Gokken moesten we, maar dat viel niet verkeerd uit: gefrituurde inktvis met friet; een fles steenkoude rioja haalde de laatste restjes twijfel over de kwaliteit van het maal weg.

 Langzaam verdween de donkerblauwe avondlucht in het zwart van de nacht. De winkels sloten en de straten stroomden leeg. We slenterden naar de op een steenworp afstand van ons Hostal gelegen Catedral de Santa Maria la Retonda. Hier zou morgen onze wandeling dan eindelijk beginnen. Op het verlaten plein voor de met schijnwerpers beschenen kerk lieten we onze voetstappen versterven bij het zien van zoveel moois. Bovenop de twee torens van de kathedraal hadden ooievaars – het waren er wel twintig – van lange twijgen grote, struikgewasachtige nesten gebouwd.  Doodstil zaten ze op hun nest, om opeens met grote wiekslagen op te vliegen en later op even imponerende wijze hun nest weer in beslag te nemen.  

 Met mijn ogen volgde ik twee ooievaars, die al een tijdlang traag om één van de torens cirkelden. Mijn gedachten draaiden loom mee met hun vlucht en namen nu eens de vorm aan van verlangen naar de tocht die voor mij lag en dan weer van een nauwelijks te onderdrukken gevoel van heimwee. We keerden terug naar het Hostal, waar ik in bed door het open raam tot diep in de nacht het geklepper van de ooievaars hoorde. Er kwam een grote rust over mij. Nada pasa in Hostal Sebastián.



Hostal Sebastián bestaat nog steeds, heeft zelfs een site en is zo te zien sterk gemoderniseerd.